‘Wie van jullie houdt van lezen?’ vraag ik tijdens een schoolbezoek aan een VMBO-klas. De kinderen loeren stiekempjes naar elkaar. Geen enkele vinger gaat omhoog.
‘Wie vraagt een boek voor z’n verjaardag?’ vraag ik.
Nu klinkt schamper gelach. Een bóék? Ja, dahag.
Ik laat het dagboek zien dat ik als veertienjarige schreef. Voorin staat in grote letters: “Niemand mag dit lezen, ook niet als ik dood ben!!!” Maar, zeg ik, nu ga ik eruit voorlezen. Ik lees voor over Homme op wie ik verliefd was, maar die me maar niet zoende. Die meer interesse had in zijn brommer en in hoe hard dat ding was opgevoerd. ‘Ik hoop dat-ie van zijn brommer valt en iets breekt,’ lees ik voor. ‘Oh!’ zeggen de leerlingen lacherig.
Daarna lees ik uit mijn boek Vlinder voor hoe bovenstaande in het verhaal is terechtgekomen. (En dat de hoofdpersoon, zoveel doortastender dan ik, wél met haar vriendje zoent).
Soms vertel ik over Een laatste brief, het boek dat ik schreef nadat mijn zus was overleden. En soms leidt dat tot persoonlijke gesprekken met een groep. Met een paar leerlingen die door dit boek vertelden over eigen levenservaringen, heb ik nog contact via de mail.
In Havo 5 praat ik met jongeren over het schrijfproces van de roman Elke dag een druppel gif. Of over wat feit en wat fictie is. Of ik laat foto’s zien van scènes die een rol spelen in het boek, bijvoorbeeld van de medische keuring met de schedelmeting om toegelaten te worden tot Hitlers eliteschool. Beeldend materiaal dat aanspreekt. En ik praat met hen over paralellen in het hier en nu. Soms krijg ik ontroerende verhalen terug over opa’s en oma’s die kind waren in de oorlog.
Het VMBO-bezoek eindig ik met een quiz waarbij een boek te winnen is. Een bóék? Ja, een boek. En iedereen wil winnen. Na afloop van het bezoek blijven een paar meisjes wat treuzelen. Als het lokaal leeg is, komen ze naar me toe en vertellen ze dat ze ook schrijver willen worden en of ik nog tips heb en of ik het wil lezen als ze iets gaan schrijven.
De docent voorspelt dat Vlinder de komende tijd veel gelezen zal worden.
Dat contact met auteurs leerlingen stimuleert om boeken te lezen, is voor mij duidelijk. Daarnaast inspireert het contact met de doelgroep mij weer tot schrijven (en levert het broodnodige inkomsten op waardoor ik kan blíjven schrijven). Zowel leerlingen als schrijvers hebben De Schrijverscentrale hard nodig!