Afbeelding van de auteur
Fotograaf: Noor Haverman
toon meer

Dichter - Fictieschrijver - Illustrator

Genre
Columns - Essays - Journalistiek - Kort verhaal - Poëzie - Roman - Spoken Word

Thema's
Familie - Feminisme - Filosofie - Identiteit - Kunst - Liefde - Misdaad - Ouderschap - Psychologie - Religie - Vriendschap - Zingeving

Activiteiten
Abonnement Schrijver leest voor-video’s - deelname gesprek/discussie - Groepsbezoek (Jeugd) - Internetactiviteit - Interview (als geïnterviewde) - Interview (als interviewer) - Jurylidmaatschap - Lezing - online activiteit (livestream) - online activiteit (video) - Presentatie - Schrijfopdracht - Signeersessie - Voordracht - Workshop/masterclass

Leeftijdsgroepen
Jongvolwassenen - Volwassenen

Op de grens geboren

Y. Né (Yvon Né) is schrijver van romans en poëzie, en beeldend kunstenaar. Vaak combineert zij tekst en beeld. Haar oeuvre omvat twintig poëziebundels, waarvan meerdere bij De Bezige Bij en De Geus verschenen. Haar werk is opgenomen in zestig bloemlezingen. Diverse gedichten zijn permanent zichtbaar op gevels, banken, kades en bruggen. Haar debuutroman Het scheve meisje, over een prikkelgevoelig kind dat zich niet geaccepteerd voelt, stond op de shortlist van de Bronzen Uil. Hier mag niets af zijn (verzamelde gedichten) werd genomineerd voor de Zeeuwse Boekenprijs.

Zij groeide op in Zeeland in de jaren vijftig, als oudste dochter in een humanistisch gezin binnen een kerkelijke omgeving. De spanning tussen binnen en buiten, tussen voelen en denken, tussen individu en gemeenschap, tussen herinnering en vergeten, is haar ingegoten. Op jonge leeftijd verliet zij het ouderlijk huis om te studeren aan de kunstacademie. Wat begon als een verlangen naar vormgeven, werd een levenslange zoektocht naar betekenis in taal en beeld.

Haar perspectief van de outsider is niet ‘afstand nemen’, maar een manier van waarnemen. De taal is voor haar een zintuig en schrijven is onderzoeken, reconstrueren en interpreteren. In doorleefde, lichamelijke taal tast zij de grenzen af van herinnering, waarneming en identiteit. Die zijn, zoals het landschap van haar jeugd, veranderlijk en meervoudig.

Verlies vormt geen slot, maar een toegang, én drempel. Wat breekt, gaat open. Soms op een gewelddadige manier. Wat breekt, vraagt om taal, en ritueel. In haar werk worden breuklijnen poorten naar creativiteit, vreugde en groei. De melancholie in haar stem is geen zwaarte, maar kleurt haar blik: precies, voelend, tussen de regels door.

Critici noemen haar werk geëngageerd en gelaagd. Piet Gerbrandy spreekt in De Groene Amsterdammer over een “precair evenwicht tussen geïnteresseerde distantie en betrokken zintuiglijkheid”. Nicole van Overstraeten noemt haar poëzie “intens, mooi en licht explosief”, terwijl Joop Leibrandt wijst op de “filosofische en licht absurdistische invalshoeken” die haar werk een unieke eigenheid geven.

De kern van haar werk blijft: de voortdurende herschrijving van wie we zijn. Geen vaste identiteit, maar beweginging, stromen. Schrijven als manier om te bestaan – kwetsbaar, zintuiglijk, en vol betekenis.